© Rootsville.eu

Raymond van het Groenewoud
Raymond 70
AB Brussel (15-02-2020)

reporter: Steven Kauffmann & photo credits: Anja Cleemput


info organisatie: AB
info band:
Raymond van het Groenewoud

© Rootsville 2020


In mijn leven heb ik al duizenden concerten gezien, maar de artiesten die me dermate veel levensvreugde wisten te schenken, zijn toch te tellen op de vingers van twee handen. Deze Belg die op zijn 70ste nog steeds uitmunt in tijdloos intellectuele spitsvondigheden, maak hier zeker deel van uit : Raymond van het Groenewoud!



Nog voor de man nog maar één voet op het podium van de aardig volgelopen Brusselse cultuurtempel AB had gezet was het al game, set and match Raymond. Hij begon dan ook op zeer ambachtelijke wijze met de authentieke Rhythm & Blues versie uit 1972 van “Maria” met heerlijke slide en dito stemgeluid én geprojecteerd beeldmateriaal anno 1972, stergitarist Rik Aerst mocht al direct heerlijk scheuren op die briljante gitaar;  het kon al tellen qua opener.

Bluesy ging het verder met “Geen ontkomen aan” (over het niet kunnen weerstaan aan diverse lokroepen) met die typisch badinerende parlando en een zinderende Bram Weijters op toetsen.  Diezelfde Bram zou ook kleur verlenen aan het immer viriele “Zjoske”, met een heerlijk baspompende Wouter Berlaen. Beelden van de jonge Chaplin doken op tijdens het nieuwe “Latikatie”, alweer een ode aan de muze die zich gaandeweg ontpopt tot een felle rocker, evenals het immer vinnig verschroeiende de “Zij houdt van vrijen”. Zeer intens allemaal voor een man van 70 die als ik me niet vergis voor de 10de keer de AB vult.

Na al dit exquise geweld kwam er even adempauze met het immer mooie “Gelukkig zijn”, geflankeerd door mooie beeldverhaalbeelden. De beeltenis van Ray Charles verschijnt tijdens diens “Halleluja (ze is van mij)” en wordt voorzien van een heerlijk toetsenduel tussen Raymond en Bram Weijters. Dan volgt er zowaar “Ik doe niet mee”, een protestsong uit het gezegende jaar 1973, jawel, een bonkende spraakwaterval die er aan een rotvaart loeihard wordt doogedesemd met beelden waarop de gelijkenis van de jonge Raymond met ene Ray Davies behoorlijk treffend is en waaruit blijkt dat er op de vuurspuwende dictie en intensiteit van de jongeheer van het Groenewoud nog geen spatje sleet zit. Dit wordt afgewisseld met een ingetogen, nieuw “Hart verloren in Amsterdam”, met de klankkleur van twee pianootjes ;-)

Dan melancholie troef in “Omdat ik van je hou”, contrabas, accordeon en flamencogitaar fleurden de verstilde pracht van deze parel op en genieten deden we allemaal samen met volle teugen. De zee doemde op aan de einder bij evergreen “Twee Meisjes”, waarbij Raymond uiterst gloedvol al zijn kunsten op electrische gitaar mocht etaleren, dit ook Crazy Horsegewijs tijdens “Machu Picchu” waarbij de droom even mochten mee aanraken. Na 1972 werden we dan even naar 1980 gekatapulteerd met een zinderend “Je veux de l’amour” waarbij de zelfs de falsetto intact bleek en mochten de blazers (dwarsfluit en trompet) mee het podium voor een gospelmis annex vocaal volksfestijn tijdens “Liefde voor muziek” waarbij letterlijk iedereen opveerde dat uitmondde in een heerlijke dixielandstamper.  Pauze.

Carlo Nardozza tovert een hemelse trompetintro uit zijn schuifinstrument die uitmondt in een monumentale frenetieke urban jazzorgasme genaamd “Brussels by Night” gevolgd door een sobere maar o zo trefzekere filosofische overpeinzing in het wondermooie “Aan de meet” (uit 2012), enkel begeleid op piano door Bram en herleid tot zijn naakte essentie. Dan een ode aan de kinderlijke zorgeloosheid “Het is fijn wanneer je nergens aan denkt”. Daarna is er weer big band in “Keineig” heerlijk voortdeinend op de blazers. En een waarachtig koninklijk “ChaChaCha” , zeer bevlogen en gelardeerd met nostalgische footage, een champagneversie ! De stelligheid van de onzekerheid wordt dan weer bezongen op de tonen van de sublieme dwarsfluit (Stefan Bracaval) in het massaal meegezongen “Jouw Liefde” en “Meisje van je droom”. “Moedertaal” swingt als een tiet en het immer beklijvende “Wat een fijne dag” krijgt een succulente intro met dwarsfluit en klavecimbel, heel accuraat en pertinente tristesse op beelden van een desolaat Lissabon.

In de finale krijgen we nog een lied ter bevordering van een harmonisch multicultureel bestaan met een zinderend voortjakkerend (à la Mory Kanté) “L’étranger c’est mon ami”, een meerstemmig mooi “Intimiteit” dat ons tenorgewijs vrolijk uitzwaait. Dan is er nog tijd voor de withete funk van “Ik ben de man” waarbij er zowes 6 welgevormde dolle mina’s (de dames van het “Schoon vertier”) wulps hun ledematen mogen schudden voor de bewonderaar(s) van vrouwelijk schoon. Bis is een majestueus “Bierfeesten” waarbij de dwarsfluit deze evergreen nog van meer diepgang en reliëf verschafte in de warm fluwelen gloed van de spots. Ondertussen was het al voorbij de curfew van halfelf en met een staande ovatie namen we afscheid met de beginselverklaring van de heer van het Groenewoud met de dames en himself een vol ornaat als symbolische hekkesluiter … Op naar de 75 ! Een waarachtig kippevelconcert.